Dr. Lucres Nauta-Jansen over rust, ruimte, yoga en sterke stijging cybercrime.

Het wetenschapshuis aan het woord
Aukje Nauta
Door
prof. dr. Aukje Nauta
Datum
27 mei 2020
Deel

Wat is van waarde voor wetenschappers? Vooral in deze bijzondere coronatijden? De komende tijd ga ik dat op onregelmatige basis verkennen in gesprekken met wetenschappers, waarvan sommige al ooit eens optraden in het Wetenschapshuis van de Theaterloods.

Ditmaal is dr. Lucres Nauta-Jansen (1970) aan het woord, ook zij trad al eens op in het Wetenschapshuis. Lucres is senior onderzoeker en hoofd van de sectie risicojeugd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van Amsterdam UMC. Als biomedisch wetenschapper doet ze onderzoek in de biologische psychiatrie, vooral naar de neurobiologische achtergrond van antisociaal gedrag van jongeren.

Het eerste dat Lucres me appt als ik haar vraag wat zij momenteel van waarde vindt, is ‘dat ik als wetenschapper in dit veld tijdens coronatijd niet zo’n heel vitaal en waardevol beroep blijk te hebben’. Dat komt, Lucres doet haar wetenschappelijke onderzoek te midden van kinderpsychiaters en kinderpsychologen die dagelijks in de zorg werken. Met hun poten in de modder dus. Onder extra druk, omdat nu heel veel jongeren met gedragsstoornissen thuis zitten. Ook de jongeren in de jeugdgevangenissen hebben het nu extra moeilijk. ‘Juist dat motiveert me om te onderzoeken hoe je hun problemen kunt voorkomen, zodat ze helemaal niet in die jeugdgevangenis terecht komen’. Dus Lucres’ werk mag dan misschien niet de acute problemen van jongeren in coronatijd oplossen, belangrijk voor de lange termijn is haar onderzoek des te meer.

Als ik haar een paar dagen later aan de telefoon spreek, gaat het vooral over het grote gemis aan ‘dat bakje koffie in de deuropening van een collega’. Lucres: ‘Ik merk dat de informele contacten veel belangrijker zijn dan gedacht. Je kan nu misschien wel lekker doorschrijven – heb ik ook gedaan, m’n vijfjarenplan is klaar. Maar nu het doel gehaald is, wil ik het liefst met collega’s over nieuwe dingen sparren. Dat droogt nu een beetje op, want zoomend brainstormen is waardeloos. Bovendien ontstaan de leukste onderzoeksideeën en samenwerkingen eigenlijk niet tijdens die brainstorm, maar daarvoor of daarna, in dat informele kletspraatje op de gang.’

Voor het echte neurobiologische onderzoek is dit een rottijd: bijna alle biologische metingen vereisen fysiek contact en ook de MRI-scanners liggen voor wat betreft het onderzoek plat.

En toch levert de coronacrisis ook vernieuwing en versnelling in het onderzoek op. Noodgedwongen doet Lucres een schat aan informatie op over hoe je online onderzoek doet en wat wel en niet werkt.  ‘Zo blijkt onze doelgroep ook online niet altijd…eh… betrouwbaar’, zegt Lucres, ‘hoewel sommige jongeren ook supermeewerkend zijn, hoor’ haast ze zich erachteraan te zeggen. Ze gaat nu meer inzetten op onderzoek naar cyberdelinquentie: de misdaden die jongeren online plegen. Dat is hoognodig ook, want uit cijfers die ze me nastuurt blijkt dat, terwijl in aprilmaand-coronamaand zakkenrollerij en winkeldiefstal met respectievelijk 80 en 35 procent zijn gedaald, cybercrime een stijging kende van wel 174 procent. ‘Ik wil meer online onderzoek gaan doen, met fancy neuropsychologische taakjes die ik aan delinquente jongeren voorleg. Pre-corona kwam dat moeilijk van de grond, maar nu is daarvoor ineens meer ruimte.’

Sowieso ervaart Lucres in coronatijd meer ruimte en rust. Er is meer tijd om op de inhoud van onderzoeksbevindingen te kauwen. En elke thuiswerkdag begint ze met een half uur online ‘yoga with Tim’. Rust, ruimte en yoga. Eigenlijk is coronatijd stiekem best wel een lekkere tijd.