Waardevol vs. Waardeloos. Prof. dr. Aukje Nauta interviewt prof. dr. Carsten de Dreu.

Het Wetenschapshuis aan het woord
Carsten de Dreu
Aukje Nauta
Door
prof. dr. Aukje Nauta
Datum
20 mei 2020
Tags
Deel

‘Mijn hypothese is dat juist de waardegeladen stakeholderbedrijven de crisis zullen overleven.
– prof. dr. Carsten de Dreu

Wat is van waarde voor wetenschappers? Vooral in deze bijzondere coronatijden? De komende tijd ga ik dat op onregelmatige basis verkennen in gesprekken met wetenschappers, waarvan sommige al ooit eens optraden in het Wetenschapshuis van De Theaterloods.

De eerste die aan het woord komt is prof. dr. Carsten de Dreu, hoogleraar sociale en organisatiepsychologie bij het Instituut Psychologie aan de Universiteit Leiden. Daarnaast is Carsten distinguished research fellow aan de University of Oxford en verbonden aan het Center for Experimental Economics and Political Decision Making van de Universiteit van Amsterdam. In 2018 ontving Carsten de Spinozapremie, de belangrijkste wetenschapsprijs van Nederland.


Met mij gaat het slecht, met ons komt het goed

Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht. Dat was ooit de titel van een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau. Maar in coronatijden lijkt het wat Carsten de Dreu betreft wel het omgekeerde.  Niet dat het écht slecht met hem gaat. Fysiek is-ie fit – hij onderbreekt het thuiswerken met rondjes rennen en lunchen in het zonnetje dat gelukkig momenteel best vaak schijnt. Hij prijst zich gelukkig met een vaste baan en beseft dat flexwerkers en zelfstandigen momenteel veel meer te klagen hebben. En er komt best veel en mooi wetenschappelijk werk uit z’n handen.

Maar hij ervaart de coronacrisis toch vooral als een waardeloze situatie.

‘Ik mis m’n collega’s. Ik mis de interactie. Elkaar scherp houden. Ideeën uitwisselen. Samen onderzoeksgegevens interpreteren. Het is waardeloos dat dat nu allemaal is weggevallen. Wel herwaardeer ik daardoor wat ik me normaal onvoldoende realiseer: dat face-to-face interactie de kurk is waarop wetenschappelijke activiteit drijft.’ Hij is er zelfs een beetje sombertjes van: ‘Waarom zal ik me druk maken over dat ene artikel als ik het toch niet met een biertje op een terras met collega’s kan doorspreken?’

Toch ziet Carsten ook lichtpuntjes.

Die hebben niet met hem persoonlijk te maken, maar des te meer met ‘ons’: de samenleving en haar toekomst: ‘Ik zie een sterke kanteling in de samenleving in de richting van de wetenschap. Mensen zien weer het belang ervan. Vertrouwen er weer op. De wetenschap krijgt een sterke herwaardering. Politiek en overheden laten zich haast blind leiden door de wetenschap, en accepteren daarbij wat de wetenschap al wel, en soms ook nog niet weet.

Mensen lijken te beseffen dat we niet zonder kennis uit de biomedische wetenschappen, immunologie, virologie, geneeskunde, economie en vooral ook niet zonder de kennis van geestes- en gedragswetenschappen kunnen. Hoe gaan wij mensen om met pandemieën? Die vraag wordt momenteel diepgaand bestudeerd. Het is mooi te zien hoe het debat in coronatijden gevoed wordt door wetenschappelijke inzichten.’

Carstens beeld van de toekomst is zonder meer hoopvol

‘Je ziet grote verschillen tussen bedrijven. Sommige hebben vet op de botten, andere blijken graatmager. Sommige hebben heel betrokken werknemers die zich juist nu de blubber werken, andere helemaal niet. Als je dan wat beter kijkt, blijken de bedrijven die het goed doen, zowel economisch als voor hun mensen, relatief vaak het Rijnlandse stakeholdermodel te omarmen. Dus niet het shareholdermodel, waarvan de winst naar de aandeelhouders gaat in plaats van dat het terugvloeit naar het bedrijf.
Mijn hypothese is dat juist de waardegeladen stakeholderbedrijven de crisis zullen overleven. Ook dat is, naast die van de wetenschap, een belangrijke herwaardering van wat er werkelijk toe doet in onze samenleving.’

Ik hoop met Carsten dat zijn visie uitkomt. Daar worden we in de toekomst, ook als individuen inclusief Carsten, vast weer een stuk vrolijker van.