De lege kamer
Dit is week acht
Covid-19 begint zijn tol te eisen
Het is bijna niet voor te stellen
Dat er een tijd was
Waarin je geen weet had
Van het feit
Dat er een world wide web
Werd gespannen om de wereld
Die gevuld zou worden met
Cookies likes gifjes sockpuppets
Hashtags applications tutorials
Firewalls clickbaits accounts
Teams plug & play en spam
Dat je ooit zou gaan zoomen
Facetimen gamen chatten
Scrollen en swipen
En zou verzuipen
In besturingssystemen
In bandbreedte en domeinnamen
En in de val zou trappen van
Rusteloze
Incontinente
Etalageplatformen
Als Facebook
Twitter en Insta
En dat je nog niet wist
Dat je op een dag
Een ‘merk’ moest worden
Met een unique selling point
Dat was de tijd
Dat je
-lang geleden-
Lang in Antwerpen
Woonde
En op de toneelschool zat
De tijd
Dat je een telefooncel
In moest
Om naar huis
Te kunnen bellen
Of dat je handgeschreven
Briefjes
Bij elkaar
In de bus deed
De tijd
Dat cassettebandjes
Vanzelf blokkeerden
Aan het eind van de tape
Dat je kon kiezen:
Omdraaien of terugspoelen
Dat je je vuile was
Wegbracht naar
Wassalon Soeki
In de Kloosterstraat
En alles nog marcheerde
Op Belgische Franken
In de tijd dat Congo nog Zaïre was
En Boudewijn de koning
In de tijd dat je nog witte krullen had
En de Meir kinderkopjes
Waar auto’s overheen hobbelden
Richting de Groenplaats
Die nog echt groen was
Overdekt met
121 grote lindebomen
Die zachte bomen
Van de helende slaap
En de vergetelheid
Die in juni ’s nachts
Geurden
Door de hele stad
De signorenstad
Die je inmiddels kende
Als je diepste broekzak
Waarin nu
Vele herinneringen
Merkwaardig liggen
Opgestapeld
Waar je met een matras
Op je schouder
Verhuisde van kot naar kot
Van het kot
Boven de viswinkel
Bij de Schelde
Naar de Steenbergstraat
Waar je uitkeek over
De daken van Sint Andries
-de parochie van miserie-
En in de verte de gloed zag
Van de petrochemie in de haven
De tijd dat je toen ook al
Hopeloos verzoop
Maar toen
Met volle teugen
De tijd waarin
Alle donkere straten
Vanaf je kot
Via de Aalmoezeniersstraat
Of de Begijnenstraat
Afbogen naar de hoek
Van café Bato Batu
De Narcist de Pallieter
De Boer van Tienen
En de aanpalende gebouwen
De hoek waar je moest zijn
De theaterhoek
Waar alles zich naar toe zoog
Als een magneet
Een zwart gat
Waarin alles verdween
Een mini universum
Dat verdicht was tot een drankgelag
Waar je liever Duvel dronk dan Oxo
Liever de Koninck van het vat
Dan Stella Artois
Of dan maar alles door mekaar
Aan elkaar geplakt
Met vettige verhalen
Over poepen
En snokken
En waar vlot werd getoept
Aan de toog
Door zelfverklaarde onnozelaars
Met hun legendarische
Scheldmonologen
In de overtreffende trap
Over de roes en de droesem
Over het vage verschil tussen
Genie en gestoord
Over het verschil tussen
Liefde en lust
In een rook van Bastos
Zodat alles diffuus werd
Alleen een vaag schimmelspel
Van kunstenbakkers
En kopstootjes
In askegels
Wachtend op het wonder
Dat zich zou ontvouwen
Om snel rijk beroemd en
Geneukt te worden
In ieder geval
Op een snelle manier bewonderd
En met z’n allen
Jezelf ontdekken
Als onbetrouwbaar
Wispelturig
Gulzig
Hitsig
Romantisch
Onzeker en ijdel
Waar de kunsten werden besproken
Met gekrulde schoonheid
Als parings-lokgedrag
Scherp en gezouten
Met de intensiteit
Van duizend pixels vuurwerk
Druk bezig met ‘bestaan’
En met zelfverwezenlijking
Als dat kon
Met aan elke hand een lief
Of niet
En je wist nog niet
Dat liefde zo hartverscheurend kon zijn
Iemand zette Brel op
Nou dan wist je het wel
Maar dat wilde je vergeten
Zoals je pijn kan vergeten
En je begon te ontdekken
Dat verlangen wel een werkwoord was
Maar geen handeling op zich
Je zou niet kunnen zeggen
Dat er niets gebeurde
Bij deze jonge acteurs
Deze kunstenaars in spe
De handeling was
Niet alleen permanent feesten
Dansen en doorhalen
Maar ook elkaar overtuigen
En overtroeven
Hard werken
Elkaar inspireren
Onuitputtelijk
Slopend
Kleurrijk
De uren leken nooit op
Maar soms leek je toch echt de tijd
Te verliezen
Als je met je lange zwarte jas
En met je ogen op je knieën
Je kruisweg maakte door de stad
Dronkmatig sloksgewijs
Rondjes rond de kathedraal
Dwalend en draaiend in een doolhof
Van verlangens dromen pogen
Vallen en falen
Bedwelmd door feromonen
Opgejaagd door gedoe
En angstaanjagende demonen
Meestal eindigend
Bij frituur number one
Of bij Tom Waits
Of de stomende klanken
Van Archie Shepp
Of de accordeon van
Schele van der Linde
Met zen klute op den grongd
In de Volle Maan
Of de Soete Naem Jezus
Die bekend stond als
De universiteit van het leven
Maar door ons
Palindromisch omgedraaid
Tot de universiteit van de nevel
En de lijn van de tijd
Slingert verder terug
Over hobbelige rails
Waarlangs de gebeurtenissen
Zich als flarden
Van driftige herinneringen
Hebben opgesteld
Als trommelende
Duracell konijntjes
In rijtjes
Van vier
We hadden in die tijd
Een klasgenoot
Die we Tijl noemden
Omdat hij op Uilenspiegel leek
Met zijn grote kromme neus
Zijn lange haren
Zijn mombakkes was een combi
Van vele personages
Weggelopen
Uit de werelden
Van Fellini
Ensor
Pieter Bruegel
Of Jeroen Bosch
Tijl gesticuleerde veel en graag
Als een ADHD’er avant la lettre
Een briljante student
Een talent
Maar zo zot als een deur
Tijl oreerde graag
Hoorde zichzelf graag oreren
En hij danste als een janet
Hij had een gemeubeld kot
In de Pompstraat
Als eerste van ons
Een heus appartementje van 3 kamers
Waaronder een living met een lavabo
Een kleine kitchenette
Een slaapkamer met een twijfelaar
Gas in de kachel
En één fascinerende kamer
Die volledig leeg was
Maar dan ook echt leeg leeg
Hoe kon een student
Zich een lege kamer permitteren?
Vroegen wij ons af
Wat deed hij daar in hemelsnaam?
Dat was de plek waar hij zich
Terugtrok uit de wereld
Oreerde hij
-wellicht aanstellerig ingegeven door
The Empty Space
Van theatermaker Peter Brook-
Zijn tempeltje zonder iets
Een oase van rust
Een nulpunt
Waar zijn energie werd gevoed
Door de droom van een
Nieuwe ideale ruimte
Om zich -zoals gezegd-
In terug te trekken
Om in te schuilen
Waar hij kon zoeken
Naar nieuwe dimensies
Nieuwe domeinen
Waar hij kon zoeken
Naar nieuwe mogelijkheden
Over de rand van zijn eigen vermogen
‘Lieve vrienden’
Zei hij trots wijzend naar zijn
Lege kamer
Vol vuur
Zonder vuur heeft kunst
Nu eenmaal geen zeggingskracht
Zoals watermolens zinloos zijn
Zonder stromend water
‘Hier kun je al je ideeën
Waar je nog niets mee kunt
Stallen
Hier kun je alles veilig parkeren
En kom gerust langs
Als je plannen hebt
Om er in de toekomst
Iets moois mee te doen’
Hij zwansde nog wat over
Dat alle leegte ook vol kan zijn
En de onmetelijke leegheid van het bestaan
Tot we onze belangstelling verloren
En een blikje Jupiler
Opentrokken
Aan de muur hing
Eén enkel schilderijtje
Een klein wit canvas
Met daarop de tekst
In sierlijke letters
Gekalligrafeerd
‘Wie gevonden heeft,
Zal zoeken’
En zo geïnspireerd
Tegen wil en dank
Bleven we nog jaren
Lang doorzoeken
Naar iets onbekends
Naar verhalen
Naar de absurditeit
Naar de geheimen
Naar de allesomvattende kunst
Van het leven
En zo veroverden we langzaam
Onze tijd
En werden we bouwmeesters van
Onze eigen herinneringen
En heel ons leven zijn we
Als kunstenaars
Nog steeds
Op zoek
Naar die lege kamer
Van Tijl
Lees binnenkort het vervolg op Berichten uit het Base Camp deel 7